maandag 25 juli 2011

Moe van duurzaamheid

Af en toe geven mensen aan duurzaamheid zat te worden. Ze kijken er vaak ook een beetje vies bij, maar als je moe wordt van duurzaamheid, heb je het niet over duurzaamheid. Want duurzaam is alleen duurzaam als het duurzaam is.

Zo flauw als dat klinkt ís het niet. Immers, als je duurzaamheid zat wordt, is het per definitie niet duurzaam, want niet vol te houden. Het probleem is vaak dat mensen te veel de nadruk leggen op een bepaald onderdeel van de duurzaamheid. Dan gaat het om het eerlijke handel, het milieu, lokaal, biodiversiteit, een of andere footprint, maar zo werkt het niet en dan krijg je inderdaad last van metaalmoeheid.

Bij de horeca leeft bij sommigen het idee dat duurzaamheid ten koste gaat van de culinaire aspecten, maar dat kan uiteraard niet het geval zijn. Want dat betekent dat de klanten zich bekocht voelen en niet meer terug komen en dat leidt weer tot financiële problemen en dat heeft weer gevolgen voor de financiële duurzaamheid en dus is zo'n benadering helemaal niet duurzaam. Het mag duidelijk zijn dat ik wel wat problemen had met het kiezen uit de verschillende thema's voor mijn eigen project. MijnKoeJouwKoe beperkt zich niet tot alleen maar dierenwelzijn of de natuur of de eerlijke handel of gezondheid of minder uitstoot of minder vernietiging van tropische oerwouden, maar doet dat allemaal en bovendien streven we naar horecakwaliteit plus.

Dat klinkt wellicht overambitieus, maar het is eerder een kwestie van oorzaak en gevolg. Dieren die lekker de ruimte krijgen en de tijd, die een natuurlijk dieet bij elkaar scharrelen, geen onnatuurlijke stress ervaren, met een boer die kan werken zonder de hete adem van een bank in zijn nek, die dieren zijn gezonder én lekkerder. Dat mensen moe worden van duurzaamheid kunnen we ons desalniettemin goed voorstellen. We moeten ook weer toe naar een samenleving waarin duurzaamheid vanzelfsprekend is. Zo is het namelijk altijd geweest en daar moeten we weer naar toe. Dat we het moeten benoemen is jammer, maar laten we het als een tussenfase beschouwen, als een anomalie. Nog even en duurzaamheid is de norm en dan hoeven we het er nooit meer over te hebben, dan komt een bedrijf in de krant als het boeren uitbuit, te weinig aan dierenwelzijn doet of zich anderszins weinig tot niet gelegen laat liggen aan zijn maatschappelijke verantwoordelijkheid. Zover zijn we nu nog niet en dus moeten we het er nog maar even over hebben, over duurzaamheid, duurzame bedrijven en duurzame initiatieven en zijn initiatieven als "voor de wereld van morgen" goed om duurzame initiatieven in financiële zin een zetje in de rug te geven, maar vooral ook om als etalage voor duurzame ideeën te fungeren.

Stem op ons project voor de ASN Bank Wereldprijs!
Wij maken met ons project mijnkoejouwkoe kans op de ASN Bank Wereldprijs van €10.000,-

Stem hier op ons project voor de ASN Bank Wereldprijs.

zondag 24 juli 2011

Geen schrille toon, wel Potica

Vandaag even geen zin in een schrille toon, geen zin om me verontwaardigd te tonen over een minister van Volksgezondheid die naar Brussel afreist om zich daar in de bres te werpen voor 'gezondheids & zuiveldrankje' Yakult. Je zou denken dat zo'n minister zich alleen inspant voor volksgezondheidsdingen, maar goed, daar wilde ik het niet over hebben vandaag.

Vida met hond voor haar huis in Lozice
Een paar dagen geleden schreef ik een stukje over tante Vida uit Lozice (Slovenië). Daardoor moest ik weer wat vaker aan haar denken. Vreemd hoe je je op een vanzelfsprekende manier ergens helemaal thuis kunt voelen. Volgens mij heeft dat ook alles te maken met niemand als tante Vida, die zelf een soort vanzelfsprekendheid uitstraalde. Er zat geen aarzeling in de dingen die ze deed. Niet dat ze dingen op de automatische piloot deed of als een soort van bijzaak. Het tegendeel was eerder het geval, alles wat ze deed, van het versieren van de kerk tot het koken van jam - met een tegel op het fornuis - deed ze met liefde en concentratie. Bij haar vergeleken voel ik me - met mijn kookboeken en dure spullen - maar een soort pathetische amateur.

Ter ere van Vida dus maar een typisch Sloveense recept.

 

 

Potica

voor 20 personen

Voor het deeg
  • 500 gram meel
  • 25 g verse gist
  • 250 ml melk
  • 70 gram boter
  • 70 gram suiker
  • 4 eidooier
  • 1 tl zout
  • 1/2 el bruine rum
  • 1/2 el. citroenras
  • 1/2 theekopje zonnenbloemolie
Voor de vulling
  • 500 gram goede kwaliteit gepelde walnoten
  • 1/2 el. citroenrasp
  • 1 zakje vanillesuiker
  • 250 ml vloeibare slagroom of melk of 150 ml melk en 100 ml vloeibare slagroom
  • 2 el. bruine rum
  • 2 eieren
  • 80 gram suiker
  • 150 gram rozijnen
  • 25 g roomboter voor het invetten van de vorm
  • 20-30 g paneermeel
  • 1 ei (om de bovenkant van de orehova potica in te smeren)
  • Poedersuiker
Een dag ervoor de rozijnen in de rum laten wellen.

Doe in een klein pannetje 0,5 dl melk en laat het lauw worden, neem het pannetje van het vuur en doe het volgende aan ingredienten erbij: 2 el. meel, gist in kleine stukjes, 1 el suiker, dit nu alles goed fijn vermengen (papje) en even op kamertemparatuur laten staan. Het meel in een kom zeven. Roomboter in een pannetje voorzichtig laten smelten vooral niet laten kleuren of verbranden! Eigeel (4 eidooiers) samen met 70 g suiker vermengen.
Doe in een grote kom de resterende hoeveelheid gezeefd meel, maak een kuiltje en giet het gistmengsel, gesmolten roomboter, 1/2 kopje zonnebloemolie, eigeel met suiker, bruine rum, geraspte citoenschil en de melk er midden in. Nu de massa met een houten pollepel heel goed vermengen (enige kracht is hier wel bij nodig) het deeg moet elastisch zijn en het moet loslaten van de kom. De kom bedekken met een vochtige doek en naast de kachel op een stoel of tafeltje de kom neerzetten. Het deeg moet nu rijzen (Ongeveer +/-45 min.), het gerezen deeg moet de gehele bovenkant bedekken, als dat zover is dan wordt het deeg nogmaals met de houte pollepel vermengd en wederom wordt de kom bedekt met een vochtige doek zodat het nog 15 min. mag rijzen

Oven voorverwarmen op 150 graden
Rozijnen in een zeef of vergiet laten uitlekken Ondertussen smeren we de aluminium ovenschaal in met roomboter. de bodem en zijkanten bedekken we met een dun laagje paneermeel. Op een schone tafel een met meel bestrooid tafelkleed neer leggen. Het deeg nu uit de kom halen en met een deegroller een lap van ongeveer 1 cm dik uit rollen de walnotenvulling in zijn geheel over de deeglap uit smeren de rozijnen netjes over de walnootvulling verdelen. Het deeg wordt nu voorzichtig opgerold je hebt nu een hele lange dikke worst (20 - 30 cm breed), nu snij je deze met een scherpe mes doormidden zodat je twee gelijke stukken heb, de uiteinden worden netjes naar binnen gevouwen zodat de vulling er niet uit loopt, leg de twee stukken voorzichtig in de ingesmeerde ovenschaal naast elkaar doe een stuk bruin bakpapier tussen beide stukken zodat ze niet aan elkaar kleven. Doe een theedoek nogmaals over de ovenschaal en zet het even weg zodat de orehova potica nogmaals mag rijzen, het moet inprincipe bijna de oven schaal vullen.Voordat de Orehova Potica in de oven gaat prik je met een breinaald wat gaatjes erin en met een kwastje smeer je het losgeklopte ei over de Orehova Potica. Nu is het belangrijk dat je er bij blijft als de Orehova Potica in de oven staat de eerste 40 min. op 150 graden de laatste 20 min op ongeveer 180 graden, de bovenkant moet goudbruin zijn.Als de Orehova Potica gebakken is dan laat je haar even afkoelen, nadien wordt het voorzichtig op een grote houten snijplank gelegd en met poedersuiker bestrooid.

Dober tek!

Dit is trouwens devariant met walnoten, Vida maakte hem meestal met maanzaad.

Zie ook dit filmpje zelf krijg ik hier een acute aanval van heimwee van.

vrijdag 22 juli 2011

Over ontuchtig hamdelen

Ik ging een stukje schrijven over deze 'ham'. Jammer dat ik aanhalingstekens moet gebruiken, want het is zo'n platte manier om te laten zien dat het helemaal geen ham is, maar ik kan het echt niet over mijn hart verkrijgen dit product van de voedselfraudeindustrie ham te noemen.

Deze 'delicatesse', dat lef hebben ze ook ook nog, bestaat uit aan elkaar geplakte stukjes vlees die bij de argeloze koper de indruk moeten wekken dat het hier om echte ham gaat.

Als je de verpakking omdraait lees je ineens, "hamdelen, samengevoegd en gegaard". Hamdelen? Ik snap er weer helemaal niks van. Ik weet niet beter dan dat ham een deel is van de achterhand van een varken dat door koken of roken ham wordt. Voor dat proces heet het geen ham en is het geen ham. Dus kennelijk wordt hier gewerkt met separatorvlees dat tot een geheel wordt geplakt, in een vorm wordt geperst en daarna wordt 'gegaard'. Kennelijk - tja, dit stukje hangt van aannames aan elkaar - wordt het dus niet gekookt. Maar, van onze wetgever mag het kennelijk wel ham heten. Fijn voor de vleesindustrie, maar toch wat raar dat de consument van de wetgever voor citroenen mag betalen, maar knollen krijgt.


Voor alle duidelijkheid en hopelijk ten overvloede, schouderham is geen ham. Ter hoogte van de achterhand van het varken  treffen we namelijk geen schouders aan - varkens lijken ook in dat opzicht op mensen. Dus schouderham is een opzichtige manier om van goedkoop vlees een product te maken waar je als slager of grutter meer aan kunt verdienen.

Het is overigens maar een voorbeeld. Toen ik dit stukje schreef zocht ik nog wat aanvullende informatie. Zo wilde ik weten wat eigenlijk de wettelijke eisen zijn die worden gesteld aan de benaming 'achterham'. Helaas ben ik daar niet achter gekomen, maar zoals wel vaker leidde deze zoektocht tot wat ongezochte vondsten. Zoals de Yakult-affaire, maar daarover later meer. De grap is wel dat deze affaire wat licht doet schijnen op de manier waarop de warenwetgeving tot stand komt.

woensdag 20 juli 2011

Van kop tot staart

De mens is een vreemd dier. Dat heeft aardige kanten, maar ook bedenkelijke. Op sommige dagen heb ik oog voor de aardige en op andere voor de bedenkelijke en gek genoeg kan het dan best om dezelfde kanten gaan. Maar goed, ik heb het niet graag over mezelf, althans niet als het over mijn eigen aberraties gaat.

Eén van die merkwaardige aspecten betreft onze weerzin tegen het eten van herkenbaar vlees. We eten met een gerust hart frikadellen en gehakt van de kiloknaller. Spul dat vaak goedkoper is dan kattenvoer dat al enige tijd over de datum is. Het idee een niertje, runderwang of -tong te eten echter doet menigeen (ik heb het over hele volksstammen onvervalste vaderlanders) pips wegtrekken. Dat gehakt en frikadel alleen maar zo goedkoop kunnen zijn bij de gratie van de verteerbaarheid van ogen, uiers, baarmoeders en andere vormen van culinaire extravagantie mag de pret niet drukken.

Dus eten we van koe, varken en kip bij voorkeur de minder herkenbare onderdelen. Entrecotes, tournedos, biefstukken, haasjes, koteletten, gehakt uiteraard en filets. Vissen moeten van hun  kop worden ontdaan en liefst aangeboden worden in de vorm van sticks of kibbeling.

MijnKoeJouwKoe wil echter dat mensen weer gewoon dieren gaan eten. Van kop tot staart en dan letterlijk. Dus van staartstuk tot wang en tong. Niet vanuit een soort kuisheidsgelofte, maar omdat het zo zonde is vanuit een culinair oogpunt, dat we onze smaakbeleving zo inperken. Want echt, die wangen en die tong zijn heerlijk en een welkome afwisseling op de entrecotes en de ribeyes. Niks tegen die laatste stukken vlees, maar een mens wil toch ook wel eens iets anders op zijn brood dan pindakaas? Zodoende heb ik vandaag - eindelijk - de receptenpagina verrijkt met een recept voor rundertong en voor niertjes.

Voor degene die geen zin heeft op de link te klikken:

Stoofschotel van kalfsnier en kalfslende
  • 1 kalfsnier

  • 6 cl olijfolie

  • 30 g boter

  • 1 teentje knoflook

  • 250 ml kalffond

  • 400 g kalfsfilet

  • 50 g parmezaanse kaas

  • witte wijn
  • 
rozemarijn

  • platte peterselie
  • 
bloem

  • peper

  • zout
De niertjes ontdoen van hun vet, goed zouten, na tien minuten het zout er vanaf spoelen en droogdeppen. De niertjes met bloem bestuiven, in de boter met de olie, de rozemarijn, fijngehakte knoflook en de fijngesneden peterselie op een matige vlam aanbraden. Daarna met een scheut witte wijn blussen. De fond toevoegen en op een heel laag vuur, met de deksel op dee pan tien tot twaalf minuten stoven. De filet ondertussen in plakken snijden, met zout en peper bestrooien en de laatste drie minuten laten meestoven. Voor het serveren parmezaanse kaas aan de saus toevoegen.
Lekker met Steinpilzknödel.

Runder- of kalstong in room-mierikswortelsaus (zes personen)
  • 1 rundertong van ongeveer 1 kg
  • bosje soepgroenten (prei, wortel, sellerie)
  • een halve ui
  • 5 peperkorrels
  • 2 eetlepels bloem
  • 2 eetlepels boter
  • 3 eetlepels mierikswortel - vers geraspt of uit een potje
  • 1 dl slagroom
  • zout en peper
De gehalveerde ui met ongeschild, zonder vet in een droge pan op het snijvlak bruin roosteren. de tong onder stromend koud water grondig wassen en daarna in een grote pan in ca. 3 liter water met de soepgroenten en de ui aan de kook brengen en gaar koken. Dit duurt ongeveer drie uur. Hij is gaar als de ‘huid’ loslaat. Af laten koelen, kooknat bewaren en de tong van de witte ‘huid’ ontdoen en daarna in plakken snijden.

In een pan de boter verhitten, de bloem toevoegen en goudbruin laten worden. Dan het kookvocht toevoegen en onderwijl goed doorroeren met een garde, tot de gewenste dikte is bereikt. Tien minuten zachtjes laten koken en op smaak brengen met zout, peper, room en mierikswortel. Eventueel een heel klein beetje suiker toevoegen
Lekker met gekookte aardappelen met veel peterselie, aardappelpuree, worteltjes of koolrabi.

dinsdag 19 juli 2011

Dierenbescherming versus boerenbescherming

Denk niet dat ik poog de controverse op te rakelen tussen het belang van de bescherming van boerenbelangen enerzijds die van dieren anderzijds. Het gaat me om iets geheel anders.

De Dierenbescherming werkt met een systeem van sterren om aan te geven in hoeverre het welzijn van de dieren (kippen, varkens en runderen) is gewaarborgd. Dit is een heel mal systeem want kippen waarvan de  snavel wordt weggeknipt komen gewoon in aanmerking voor één of twee sterren. Ierse runderen die op metalen roosters staan en waarvan de stieren na zes maanden zonder verdoving worden gecastreerd hebben volgens de Dierenbescherming óók recht op een ster, hoewel dat volgens hun eigen normen niet kan. Maar ach, 's Lands vaderlijke vaderlandse grootgrutter meneer Heijn wil het zo graag en waarom zou je dan moeilijk doen?

Heel eenduidig ja en nee
De vraag is of er eventueel ook Nederlands rundvlees is dat in aanmerking komt voor een of twee sterren en dat wél aan de eisen van de dierenbescherming voldoet. Het antwoord is heel eenduidig ja en nee.

Ja, want er zijn heel wat boeren die hun dieren heel wat meer welzijn gunnen dan de Ierse hofleveranciers van onze pure en eerlijke Albert Heijn en nee want ze krijgen van de Dierenbescherming geen enkele ster.

De motieven zijn zo logisch als bureaucratisch logisch kan zijn. Het punt is dat de standsorganisatie LTO voor kippen, varkens en kalveren wél de ketens controleert en voor runderen niet. De reden is de rundvlees in Nederland een relatief kleine sector is. Dus - dit woord suggereert een rationele en vooral logische gedachtegang, maar laat u niet in de luren leggen - kent de Dierenbescherming Nederlands rundvlees dat ruimschoots aan haar eisen voldoet geen enkele ster toe, maar komt Iers rundvlees dat überhaupt niet aan de normen voldoet wél in aanmerking voor het beter leven keurmerk.

Dat is dus slecht voor de dierenbelangen en voor de belangen van Nederlandse boeren. Ja, vaker dan we denken lopen die gewoon parallel.

Het is ook slecht voor de belangen van de Dierenbescherming, want die heeft een smetteloze reputatie en, zoals we allen weten, zijn dat zaken die op kouzenvoeten komen en te paard verdwijnen. Wat vooral ook zo naar is, is dat boeren die het goed doen op oneigenlijke wijze op achterstand worden gezet en dat boeren en grootgrutters die het niet zo nauw namen met de leefcondities van vee een oneigenlijk concurrentievoordeel in de schoot geworpen krijgen.

Aunt Vida in Lozice

Today I had a series of talks about a weird system of the society for the protection of animals. Not only did I discover that it is misleading the consumers but apart from that, small farmers and producers are being discriminated as due to their scale they cannot participate.  The protectors of animals prefer producers which  cooperate with large slaughterhouses or meat packers and the like. Is this beneficial for  and livestock? Is this really better for animal welfare... We are working on further actions but unfortunately we have to hold our cards in our sleeve for the moment...
During these calls my mind wandered off to the late aunt Vida in Lozice (Slovenia). Her whole life was dedicated to food and eating. Till her death she was primarily occupied with food. With her sister she drove a household which was nearly self sufficient. There was a patch of forest which supplied the wood for the stoves and the furnaces, they grew their own wheat, walnuts, figs, had a large vegetable garden and so on. At a certain moment I pitied her for the fact that she had so little spare time and such a small focus. But than I started to think again. Where she dedicated almost all her time to food, we on the other hand dedicate hardly any time at all little time to food and loads of time to things which are utterly insignificant. Cooking and eating even seems to have become an obstacle which stands in the way of our great works (the consolidated balance of the outlet in Poohkeepsie) and activities that give our lives and that of others meaning, depth and color (visiting the gym, watching a rehearsal of CSI Miami and visiting birthdays to discuss mortgages).

And when we do discuss food, food rarely is a means to an end but primarily a vehicle. It helps us to become healthy, to show how suave or we are or how committed to the fate of the world. But then, are we able to cope with this as a species? How about our natural predisposition, in other words isn't a life like that of aunt Vida securely anchored into our genes?

Since the origin of our species every single minute of every single day was dedicated to collecting and consuming food. We knew - like aunt Vida - all about food but it was never presented on a silver platter. We had to club it to death, dig it up, climb into trees, inspect it, touch it, smell it and make it fit for immediate or postponed consumption. All of this with painstaking attention to detail as small mistakes could be fatal in a mortal sense.

And all of a sudden - on the scale of a species - there was the microwave, the eat before date, convenience food and herds of people who only wish to consume meat that does not resemble meat and cannot tell a zucchini from a artichoke..

Food without labels, without plastic, cardboard or known brand... we haven't got a clue what it is and we are certain a slow and painful death awaits us if we try eating it.

May be this is too much of a shock for a species and the question is if we should return on our tracks, back to the moment where food was a means to an end and communal meals we the standard. Maybe this would be the solution for many health and related problems.

maandag 18 juli 2011

Tante Vida in Lozice


Vandaag veel boeiende gesprekken over het sterrensysteem van de Dierenbescherming. Ontdekte dat dit systeem niet alleen consumenten op het verkeerde been zet, maar bovendien kleinere boeren en producenten, die niet werken met grote slachthuizen, vlees en/of eierverpakkers buiten spel zet en de grote ondernemingen een oneigenlijk concurrentievoordeel geeft. Maar daarover later meer. Soms moet een mens vanuit tactische overwegingen even schimmig doen.

Tijdens het praten moest ik ineens aan wijlen tante Vida uit Lozice (Slovenië) denken. Tante Vida heeft heel haar leven voor de familie gekookt en was tot aan haar dood eigenlijk alleen maar met eten bezig. Ze was met haar zus ook zo goed als zelfvoorzienend in dat grote huis, met een bos waaruit het hout kwam voor kachel en fornuis, eigen graan walnoten, vijgen een grote moestuin en ga zo maar door.
me ze maar een beklagenswaardig bestaan had. Maar niet veel later vroeg ik me af of dat terecht was. Immers zoals zij praktisch al haar tijd stak in eten, zo steken wij vaak heel erg veel tijd in zaken die misschien wel veel minder relevant zijn. Eten is bij ons een bijgedachte geworden, een obstakel dat in staat tussen ons zegenrijke werk (de geconsolideerde winst- en verliesrekening van het filiaal in Vledder) en activiteiten die óns leven en dat van anderen diepgang een kleur geven (de sportschool, kijken naar een herhaling van CSI Miami, een interessante discussie tijdens een verjaardag over de hypotheekrentesubsidie).

Als we het al over eten hebben, dan is dat eten een middel tot en zelden een doel op zich: het helpt ons gezonder te worde; laat zien dat we een man/vrouw van de wereld zijn en/of schroeft onze status als maatschappelijk betrokken individu verder op. Maar kunnen we hier wel tegen? Hoe zit dat met onze predispositie, anders gezegd, zit een leven als dat van tante Vida niet gewoon verankerd in onze genen? De mensheid is, net als alle andere dieren al sinds het begin van haar bestaan de hele dag bezig geweest met eten verzamelen en consumeren. We wisten er ook alles van en het kwam ons nooit in hapklare brokken tegemoet, we moest het doodknuppelen, uitgraven, bekijken, betasten, besnuffelen en geschikt maken voor directe of latere consumptie.

En 'all of a sudden' (op een schaal van diersoort) was daar de magnetron, de THT-datum, het gemaksvoer, de volksstammen die kip alleen acceptabel vinden in de vorm van filet, die niet weten hoe een courgette eruit ziet...

Eten waar niet op staat dat het eetbaar is, wat niet verpakt is... we weten ineens niet meer wat we er mee moeten en we weten haast zeker dat we een langzame en pijnlijke dood zullen sterven als we het opeten.

Kunnen we daar eigenlijk wel mee uit de voeten als mensheid? Moeten we niet terug naar eten als doel en niet als middel? Zou dat niet veel beter zijn voor onze gezondheid en nog veel meer?

Van sterren en reputaties

Als je vrijdagmiddag laat belt omdat je toelichting op iets wilt hebben, dan heb je er begrip voor dat dat niet meteen lukt. Nu is geduld niet mijn meest in het oog springende karaktertrek, maar dat wachten heeft soms voordelen.

Ten eerste ben ik wat mensen gaan vragen wat zij denken bij het zien van zo'n ster op een verpakt stuk vlees of ei. Dit maakte duidelijk dat de Dierenbescherming een ijzersterk imago heeft. Ongeloof was mijn deel toen ik vertelde dat zo'n ster niet wil zeggen dat de kip in kwestie haar snavel mag behouden. Sterker nog, dat alleen biologische kippen de snavelschaar ontlopen.

Ten tweede heb ik even gekeken wat je als kippen-, varkens- of koeienboer moet doen om zo'n ster te bemachtigen. Ik citeer (gemakshalve, maar ook omdat niemand me dan kan beschuldigen van mispresentatie van feiten): "Wilt u in aanmerking komen om het Beter Leven kenmerk te voeren? Neem contact op met beterleven@dierenbescherming.nl. Het Beter Leven kenmerk wordt verstrekt aan verpakkers van dierlijke producten (slachterijen, vleesverwerkers of eierpakstations). Veehouders die deel willen nemen aan het kenmerk kunnen contact opnemen met de verpakker."

Dus komen de koeien van MijnKoeJouwKoe in aanmerking voor één, twee of drie sterren? Nee. De reden is niet dat onze koeien niet voor drie of vier sterren in aanmerking komen, maar omdat de Dierenbescherming alleen maar werkt met slachterijen en vleesverpakkers en dus niet met individuele. lokale, ambachtelijke slagers.

vrijdag 15 juli 2011

Sterrenmix van de Dierenbescherming


Er zijn gelukkig steeds meer producten te koop met sterren van de Dierenbescherming. Hoewel, gelukkig, de zogenaamde scharrelkip die met 16 lotgenoten een vierkante meter moet delen (inclusief uitloop) en waarvan de snavel wordt afgekapt, verdient volgens de Dierenbescherming al 1 ster. En dat afkappen mag sinds gisteren nog tot 2021 doorgaan omdat de sector meer tijd nodig heeft voor aanvullende onderzoek (het afkappen is tien jaar verboden). Raar, dat trage onderzoek, want de collega's in Zweden, Denemarken en Oostenrijk zijn wel reeds zijn gestopt met deze praktijk.

Wat ook heel raar is aan de Dierenbescherming (DB), is dat je op hun site helemaal niet kunt zien dat afknippen van snavels is toegestaan en dat deze eensterskip nauwelijks haar vleugels kan uitslaan. Daar kom je pas achter na speurwerk en deductie. Dit is namelijk wat je aantreft op de site van de DB:

Kip (vlees)

- De kippen krijgen meer tijd om te groeien, minimaal 56 dagen.
- Ze zijn van een langzamer groeiend ras, waardoor ze veel sterker en gezonder zijn, geen hartklachten hebben, veel minder antibiotica toegediend krijgen en niet door hun poten zakken.
- De stal heeft daglicht en is voorzien van strooisel (stro, turfmolm, houtkrullen of zand) om in te kunnen scharrelen.
- Dagelijks wordt er graan gestrooid en krijgen de kippen stro, ter verrijking van de leefomgeving.
- Minimaal acht uur per dag is er toegang tot een ruime overdekte uitloop. Deze is minimaal 20 % van de oppervlakte van de stal.
- De bedwelming is met CO2-gas. Hierdoor raken de dieren snel buiten bewustzijn. Dit in tegenstelling tot de gangbare elektrische waterbadmethode, die veel stress voor de kippen oplevert.


Niks dus over kippen per m2 en het afknippen van snavels, maar ook bedrieglijke vaagheid als het gaat om de preventieve inzet van antibiotica. Als je niet doorleest, dan lijkt het leven van de eensterskip best heel aangenaam. Zo'n heerlijke stal met in fijn zonlicht badend zand of ander lekker strooisel, het lijkt wel een Landal kippenparadijs. Maar als je doorleest dan stuit je bij de driesterskip ineens op het feit dat zij haar snavel mag behouden - overigens alleen bij de legkip, bij biologische/driesters vleeskippen lezen we hier helemaal niets over en dat doet het ergste vrezen.

Mij doet het allemaal een beetje denken aan Ik-Kies-Bewust, dat toch vooral de belangen van de producenten niet mag schaden. Het doet daarmee denken aan makelaarsslang, waarbij het woord 'uitgeleefd' wordt vervangen door 'authentieke stijlkenmerken'.

Door relevante informatie weg te laten lijkt het zodoende alsof je een significante bijdrage levert aan het dierenwelzijn als je een kip met 1 ster van de dierenbescherming koopt. Slechts de oplettende eetlezertjes, u kent ze wel, die neuroten die ook de moeite die kleine priegellettertjes op de achterzijde van de verpakking te lezen, zullen ontdekken dat de DB zich schuldig maakt aan een mispresentatie van feiten.

Ik denk dat de DB de consument, de kippen, maar zeker ook zichzelf een slechte dienst bewijst.`

De gulle, rulle smaak van WC-papier

Supermarkten houden bij hoog en bij laag vol dat zij slechts inspelen op de wens van de klant. Ja, denk ik dan, en de tweede "D" van DDR stond ook voor Demokratisch. Neem nou het groentenschap alwaar we een soort spruitje aantreffen - met wat geluk in twee maten, dat dan weer wel. Doet weer erg aan de klantgerichtheid (zeg nooit: klantvriendelijkheid, mag niet van het NIMA) van de DDR en de USSR denken. De winkels daar blonken ook niet uit in keuzevrijheid en verfijndheid, maar waren wel Volkseigentumlich.

Maar goed, dat spruitje, waar smaakt dat naar? Welk ras hebben de grootgrutters op verzoek van het volk geselecteerd? Precies, het spruitje dat naar niks smaakt, dat geen enkel bittertje meer kent en daarmee zijn ze ook de kenmerkende spruitjessmaak kwijt. Voor de grootgrutter is dat misschien fijn, want zulke naar niets smakende spruitjes lust iedereen, ze blijven lang goed in het schap en omdat ze naar niks smaken is de kans groot dat u er een potje chickentonite bij koopt of ze gezellig gaat wokken en inferieure wokolie met een stevige marge.

Als onze grutters zo graag naar klanten luisteren, waarom luisteren ze dan niet naar klanten die wél van spruitjes houden die naar spruitjes smaken? Waarom hebben we qua spruitjes de keuze uit één, terwijl er zoveel andere rassen bestaan dan die ene treurige F1 hybride? Waarom moet iedereen hetzelfde spruitje eten? Waarom heb ik op gebied van wc-papier een duizelingwekkende keuzevrijheid in diktes, lagen, kussentjes en voorbedrukking en bij spruitjes niet? Kortom, de grootgrutters bieden liever keuze aan de billen dan aan papillen.

donderdag 14 juli 2011

De aarde is plat

Christian Mittermeier schrijft in Die Zeit en vooroordeelvernietigend stukje over vlees van erg oude koeien. Zo maakt hij gehakt van het idee dat Duitsers humorloos zijn en geen gehakt van oude melkkoeien. Sterker nog, volgens hem is er geen beter vlees dan dat van stokoude melkoeien.


Volgens Christiaan kent elk beroep axioma's en wetmatigheden die door niemand in twijfel worden getrokken. Zo is er geen slager die gelooft dat vlees van een 18-jaar oude koe zonder meer eetbaar is. Net zo min als iemand zich afvraagt of de aarde echt een bol is of de paus katholiek. Maar de schrijvende kok is van de onderzoekende soort en eentje die graag, met Schwung, vooroordelen over boord werpt.

Met een aantal gelijkgestemde zielen blijft hij zodoende onvermoeibaar op zoek naar verrassende en spannende levensmiddelen, want alleen met onrustige geesten en mensen die bereid zijn ongewone dingen te ondernemen kan verandering, verbetering en vooruitgang worden bereikt.

Zo kwam hij op het spoor van een Spaanse onderneming die vlees van runderen selecteert die tussen acht en achttien jaar oud zijn. Dezse dieren komen van de hoogvlaktes van Galicië en Portugal, hebben hun leven lang gekalfd en duizenden liter melk geproduceerd. Het bedrijf slacht maximaal 20 dieren per week, waarvan een deel het predikaat "superextra kwaliteit" krijgt. Hierbij wordt gelet op leeftijd en vetgehalte. De onderneming bestaat sinds 100 jaar en verkoopt uitsluitend aan de horeca.

Zelf heb ik ooit Benicássim (Castellón) een Galicische entrecote gegeten en dat was het lekkerste stuk vlees wat ik ooit heb gegeten. In die omgeving heb ik ook een keer een stuk bijna zwart stierenvlees gegeten en ook dat was ronduit goddelijk.


Christian heeft de proef op de som genomen en een stuk van 5 kg besteld. Het vlees werd in een linnen zak afgeleverd en volgens een toevallige passant sloeg die 18 jaar niet op de leeftijd van de koe, maar was het dier al zo lang dood. Het resultaat viel echter niet tegen. Nadat het vlees in dikke stukken was gesneden en op de barbecue geroosterd, werd het in een oven bij 120ºC nagegaard tot een kerntemperatuur van 55ºC. Dat leverde zacht, zeer aromatisch, mager rundvlees op met een adembenemende smaak en textuur, zo goed als hij en zijn gasten nog nooit hadden gegeten.

Het vlees laat in de mond een smaak na van vers gemolken rauwe melk en van kruidenweiden. De spier zelf is mager en de structuur doet denken aan die van bizon of wild, zonder een spoor van zenen.

Christian heeft het vlees inmiddels op de kaart gezet. In Duitsland is het inmiddels bij de groothandel te koop.

Het originele artikel uit Die Zeit.

woensdag 13 juli 2011

Ver weg, verziend, fairtrade?


Natuurlijk draag ik iedere cacaoboer, koffieplanter en bananenplukker een warm hart toe, maar soms bekruipt me het gevoel dat veel fairtrade werkt als een aflaat. Ik bedoel, zet zo'n enkele faire chocoladeletter per jaar nu echt zoden aan de dijk of is het een makkelijke manier om het geweten te sussen?


Als je anno 2011 nog chocoladeletters cadeau durft te geven zonder Max Havelaar-logo heb je heel wat uit te leggen. Dat is fijn voor de voorheen uitgebuite boeren in landen als Ghana, Ivoorkust en Colombia. Maar de boer om de hoek, daar kijken we niet naar om. Die mag van ons best een beetje worden uitgebuit, die hoeft geen 'faire trade' en mag zijn producten best blijven aanbieden tegen prijzen die lachwekkend laag zijn. Melk voor de prijs van mineraalwater, eieren voor vooroorlogse prijzen, kipfilet die minder kost dan kattenvoer dat wordt gemaakt van kadavers.


Je vraagt je ook meteen af waar het zelfrespect is van de consument die dat alles normaal vindt. Het uitknijpen van boeren in Nederland leidt bovendien tot een soort domino-effect. Het maakt dat deze boeren, willen zo overleven, zich voor alles moeten concentreren op de kostprijs. Dat betekent dat er zo'n beetje op alles moet worden bezuinigd. Dus moeten de koeien binnen blijven, mogen er geen bomen in de weiden, dient elke mogelijke aandoening preventief te worden bestreden, is schaalvergroting geen bewijs van succes maar een eis van de bank en bestaat het krachtvoer uit soja van plantages waar eerst... ach en zo zijn we weer bij de koffie en cacaoboertjes van onze chocoladeletters.


Wat te weinig mensen weten is dat die eenzijdige inzet op kosten bij Nederlandse boeren ertoe leidt dat koeien gemiddeld maar zo'n 5,3 jaar oud worden. Dat heeft niks te maken met het feit dat oudere koeien minder produceren, sterker nog, als ze acht zijn produceren ze optimaal en dat kan met gemak doorgaan tot ze dertien of ouder zijn. De werkelijke reden is dat boeren moeten bezuinigen op strooiselmateriaal. Stro is te duur en dus wordt er zaagsel gestrooid, maar dat werkt minder goed dan stro en dus glijden koeien vaker uit en als dat leidt tot een gebroken poot rest de gang naar de slager.


Hoog tijd dus voor Max Havelaar melk, vlees, eieren van eigen bodem. Via MijnKoeJouwKoe en De Vrije Koe en andere co-trading initiatieven kan je er gelukkig al meteen wat aan doen want ik vrees dat met name de grootgrutters helemaal niet zitten te wachten op fair trade voor producten die een kort houdbaar zijn en die borg grote volumes worden verhandeld.

maandag 11 juli 2011

Heksenjacht 3.0

Het geïnstitutionaliseerde wantrouwen

Vrijwel elk incident dat een paar dagen lang de voorpagina’s van de kranten haalt, leidt tot nieuwe richtlijnen en protocollen. Het mag immers niet zo zijn dat ... ons nog een keer overkomt. Zo maken we de samenleving maakbaar en de toekomst voorspelbaar. Zo doen we een rituele dans en spreken we heel daadkrachtig wat bezweringsformules uit en natuurlijk helpt het allemaal niets. Met wat kwade wil zou je het de management-variant kunnen noemen van de heksenjacht. Verbranden en verdrinken van heksen hielp ook geen sier tegen misoogsten en builenpest, maar het plebs is snel tevreden en daar gaat het om.

Helaas hebben zowel de heksenjacht en de protocollen een negatief rendement. Ze leiden namelijk af van de echte oorzaken en die worden er niet mee niet weggenomen. Niet dat alle protocollen zinloos zijn, wat dat aangaat scoren ze iets hoger als managementtool dan de heksenjacht, want in situaties waar snelheid van handelen bovenaan staat - zoals op het slagveld, bij een uitslaande brand of in een operatiekamer - is er geen ruimte voor discussie, zelfstandig nadenken, laat staan voor creativiteit.

Speelgoedautootjesfabriek
Maar meestal is zorg mensenwerk en dus heb je creativiteit en motivatie nodig. Het punt is echter dat sommige managers lijken te denken dat ze pas echt goed bezig zijn als ze doen alsof ze een échte fabriek leiden. Ze hanteren methodes die in sommige fabrieken wel een beetje werken, maar die helemaal niet werken in een dienstverlenend bedrijf. Zorg is namelijk een vorm van dienstverlening en het grote verschil tussen en dienstverlener en een fabriek van bijvoorbeeld speelgoedautootjes is dat elke dienst die wordt geleverd, elke keer op nieuw door een mens ‘gemaakt’ moet worden. De klant of patiënt koopt dus niet iets wat er al is en wat hij van te voren kan vasthouden en proberen, nee hij koopt een verwachting.

Veel managers lijken dat niet te hebben begrepen. Die doen dan net of de patiënten dingen zijn en de medewerkers machines. Die geloven heilig in de voorspelbaarheid, de afrekenbaarheid, protocollen en ga zo maar door. Het zijn ook de mensen die je met droge ogen kunnen vertellen dat minutenregistratie wel degelijk zinvol is. Die geen gevoel van twijfel kennen als ze moeten uitleggen dat het wassen van een man 15 minuten mag duren en van een vrouw 17. Die van mening zijn dat je binnen de psychiatrie kunt werken met diagnose-behandel-combinaties (DBC). Dat laatste klinkt lekker rationeel, doordacht, analytisch, maar is gebaseerd op een dik behandelplan dat weer het gevolg is van een intake.

Dat leidt tot lijvige behandelplannen, gebaseerd op aannames die het gevolg zijn van de momentopname die een intake - op z’n best - is. Daar hoeft niks mee mis te zijn, sommige patiënten hebben nu eenmaal een stabiel karakter, psychiatrische patiënten misschien wat minder dan andere en sommige mensen zijn heel goed in intakes. Maar stel nou dat dat niet zo is of dat de patiënt is naars meemaakt of juist iets heel fijns. Dan kan die patiënt ineens suïcidaal worden of - omgekeerd - verdwijnen bijna alle deprimerende gedachten. En daar zit je dan met je dikke, maar waardeloze behandelplan en het bijbehorende budget... Dus kom je voor de een tekort en heb je voor de ander teveel.

Een goede manager valt in zo’n geval terug op de wet van de grote getallen, die accepteert de variabelen en de marges als een gegeven. Die geeft zijn medewerkers de ruimte die ze nodig hebben om optimaal te presteren, want ontevreden klanten moeten worden voorkomen, want dat kost omzet. Meestal vinden we deze managers in commerciële bedrijven waar een daling in de omzet meteen wordt gevoeld.
Zorgmanagers hebben die last niet en dus blijft zoiets als het DBC heilig. Dus blijven we beide patiënten behandelen zoals ooit is vastgesteld. We kijken namelijk niet naar wat logisch is en menselijk, maar naar het protocol. En echt, soms zijn protocollen broodnodig maar als ze niet brood en broodnodig zijn, leiden ze tot verspilling en demotivatie.

Als diensten leveren je core business is en je wilt goede kwaliteit leveren, dan kan je maar op twee dingen sturen. Het tweede is opleiding c.q. kennis en het eerste en belangrijkste is motivatie. Dat bereik je dus niet door van mensen te verlangen hun hersens thuis te laten. Dat bereik je niet door te zeggen, ‘zelfstandig nadenken is hier verboden, wij hebben daar protocollen voor.’ Mensen blijven alleen maar gemotiveerd als ze iets van zichzelf in hun werk terugzien. Alleen als ze weten dat zij en hun inbreng ertoe doen, zullen ze elke dag weer met plezier hun werk doen, zullen ze de organisatie ervaren als iets wat ook van hen is. Dat scheelt in verzuimdagen, burn-outs, lange koffiepauzes, negeren van patiënten en andere vormen van ongeïnteresseerdheid en komt dus direct de kwaliteit ten goede.

Maar zolang het protocol op een oudtestamentische manier wordt aangehangen, blijven we patiënten en zorgpersoneel tekort doen. Dan blijft het protocol het wapen van de manager die zijn medewerkers chronisch wantrouwt en wiens autoriteit niet is gestoeld op respect voor zijn kundig oordeel, helder inzicht en sociale vaardigheden maar op zijn salarisschaal.

vrijdag 8 juli 2011

Hoi! Weer een loket en nóg een keurmerk!

In een eerdere blog heb ik me al eens uitgelaten over de kronkelige wegen van de AGOS, de club die namens ons allen, maar meer specifiek namens de grootgrutters en voedingsmiddelengiganten, binnen de EU voor de kleine Nederlandse streekproducten moet moet opkomen. Het clubje, dat wordt gedomineerd door het Hoofdproductschap Akkerbouw, het CBL en de NFLI (Nederlandse Federatie van Levensmiddelenproducenten) bestaat nu zo'n 17 jaar en is er in geslaagd om in al die jaren negen producten op te laten nemen, dus iets meer dan een half product per jaar. Daarvan zijn drie producten ordinaire fabrieksproducten (zie het eerdere blog) en zo komen we op een rendement van iets meer dan 0,35 producten per jaar.

Dat mag geen verwondering wekken. Als je ze bijvoorbeeld voorstelt de Goudse stroopwafel en de banketstaaf als GTS op te nemen, dan beginnen ze te schuimbekken, want dan zouden de leden van de NFLI zich ineens aan duidelijke spelregels moeten gaan houden en dat lijkt strijdig aan landsbelang, brengt het koningshuis in gevaar of is iets wat de Sara Lee's en Unilevers niet fijn vinden (ben vergeten wat precies).

Maar goed, met een dergelijk rendement denk je in tijden van rücksichtloss bezuinigen op kunst, zorg, onderwijs natuur, geestelijke gezondheid, leger.. dat dit clubje ook wel geëlimineerd zal worden. Niets blijkt minder waar.

Volgens een brief van de heer (dr.) Bleker blijft het AGOS gewoon bestaan voor Europese bescherming, maar komt er daarnaast een loket streekproduct dat met een eigen keurmerk komt. Fijn voor de financiële positie van SPN, LTO en de Taskforce Multifunctionele Landbouw, maar zitten we daar nu echt op te wachten? Was het niet handiger geweest om de samenstelling van het AGOS rücksichtloss te wijzigen en bijvoorbeeld Slow Food, de horeca en Nudge een stem te geven en de vossen uit het kippenhok te jagen?

Eigenlijk heel ironisch, dat een land met zo weinig streekproducten met een Europese erkenning meent dat er naast deze EU-bescherming ook een specifiek Nederlands keurmerk moet komen en dat daar dan ook nog geld voor is in deze tijden. Ironisch, maar ik kan er niet echt om lachen.

maandag 4 juli 2011

Onderwijs! Nu leverbaar in alle kleuren zwart

Wie is de klant in het onderwijs?

In bedrijfseconomisch opzicht is een school is een bedrijf als alle andere. Er wordt een dienst geproduceerd tegen een afgesproken prijs. De uitgaven worden afgetrokken van de inkomsten en het ene jaar blijft er iets over, het andere jaar is er een tekort. Maar wie is de klant?

Is de leerling de klant? Het zou logisch zijn want de leerling is de primaire afnemer van de dienst, maar dan is het weer niet zo logisch dat deze strafwerk kan krijgen, over moet blijven of geschorst wordt. Of is de klant degene die de over de ‘aankoop’ beslist of is het degene die de rekening betaalt? In het eerste geval lijkt de ouder de grootste kanshebber om als klant te worden gezien. Die betaalt namelijk een deeltje van de rekening en heeft een doorslaggevende stem in de beslissing rond keuze voor school of opleiding. Maar de echte betaler is natuurlijk de overheid; die betaalt verreweg het grootste deel van de kosten. En wie betaalt, bepaalt. Of niet?

Het lijkt er inderdaad op of de overheid de enige echte klant is. De overheid betaalt namelijk de rekening en stelt de eisen. Dat heet overigens ‘onderwijsbeleid’. Dat beleid is afhankelijk van hele ‘rationele’ onderwijsinhoudelijke zaken als politieke modes, onderwijs trends, wereldbeelden, geldingsdrang of geldtekort.

Het lijkt er helaas een beetje op alsof de overheid het onderwijs ziet als een ouderwetse industrie. Maar denk dan aan een fabriek van de ouderwetse soort, zo eentje met lopende banden die maar een product produceert. Denk vooral niet aan de moderne autofabriek waar teams uw auto, helmaal naar uw wensen samenstellen, zodat het zowel uw auto als hun auto wordt. zo’n fabriek waarbij de klant - en niet de aandeelhouder - centraal staat. Volgens recente studies zijn bedrijven vooral naar de aandeelhoudersbelangen kijken - op termijn - niet de meest succesvolle bedrijven, ze leveren ook niet de beste producten en worden op een bepaald moment door een concurrent overgenomen.

Het probleem van de geschetste aanpak is de inherente inflexibiliteit en dat is raar. Raar dat je wel een auto helemaal naar wens kunt samenstellen, maar dat het onderwijs maar een paar smaken biedt. Dat een Dacia* met een megageluidsinstallatie geen enkel punt is, maar dat de combinatie zes vakken op vmbo-niveau en twee op vwo niveau niet tot de mogelijkheden behoort. Raar omdat mensen van nature niet standaard zijn, maar ook raar om dat die Dacia na vier jaar weer kan worden ingeruild terwijl je je leven lang vastzit aan je opleiding. Raar dat school haar oren meer laat hangen naar de wensen van de ‘aandeelhouder’ dan de behoeftes van de klant.

De vraag is of het anders kan en of dat wenselijk is. De vraag is of de aansturing van het onderwijs niet hopeloos achterhaald is en of we daarmee accepteren dat er veel talent verloren gaat en we medewerkers ‘produceren’ die niet goed aansluiten op de behoeftes van het bedrijfsleven in het post-industriële tijdperk.

*Een Roemeense auto waar echte auto-mensen (M/M) hun neus voor ophalen.

Uit de rotstreek

Onze Spar heeft scharreleieren en scharreleieren uit de streek. Zaterdagochtend vroeg kocht ik zo'n doosje omdat mijn twee hennen recent hebben bedacht dat eieren er zijn om op te blijven zitten en mijn jongste zoon graag kuikentjes wil. Ik was wel blij met die streekeieren als aanvulling op het assortiment. Maar bij nader

inzien is het meer een streek die Spar levert dan dat Spar eieren uit de streek levert.

Ik vermoedde onraad toen ik ontdekte dat de eieren maar één ster van de dierenbescherming krijgen, uit Oirschot worden geïmporteerd (88 km enkele reis), begin vorige maand zijn gelegd, maar ook en vooral vanwege de foto's van Harry Beekman, tussen zijn loslopende kippen. Immers scharrelkippen lopen niet los, maar zitten in een krappe kooi. Wat ook geweldig aan de foto's is, een hele berg eieren in het hooi. Hooi+kippen+eieren?? De styliste heeft duidelijk meer verstand van andere zaken.

Ook nog even een blik geworpen op het sterrensysteem van de Dierenbescherming. Wat schetst mijn verbazing... runderen die lekker buiten lopen in een kudde, alleen de koudste maanden in een stal leven, komen nooit verder dan 1 ster, maar kippen die stuken slechter af zijn dan deze runderen, krijgen er maar liefst drie (3, ***). Kennelijk is de lobby van de kippenboeren en stuk beter dan die van de rundveehouders. Vandaar dus ook dat de EU zo graag en vaak reclame maakt voor het meest veelzijdige stukje vlees.

Aanvulling

In het kader van de check, check en dubbelcheck keek ik nog een keer naar de sterrenklassificatie, maar ineens kon ik niks meer over de vierkante meters per kippenratio vinden. Ik vreesde Korsakov of erger, tot ik ontdekte dat de ik mijn informatie had gehaald van de site van het Voedingscentrum en dat die hele andere criteria weergeeft dan die van de Dierenbescherming...

Het lijkt logisch dat de Dierenbescherming de meest betrouwbare bron is, maar aan de andere kant kan ik me niet voorstellen dat het Voedingscentrum zelf met een kippen/oppervlakteratio komt, dus dat is wel weer heel raadselachtig en dus herzie ik mijn oorspronkelijke tekst nog maar even niet.

Ik ga maar even bellen.

Dat leidde tot de volgende reactie van het Voedingscentrum:

Beste Lex van Nek,

In de keuze van onze criteria hebben we gelet op de prioriteiten vanuit consumenten en dierenwelzijnsorganisaties.
Onze focus was op ruimte en daglicht. In eerdere tabellen was er ook info over voer en strooisel, maar omdat dit voor veel systemen niet onderscheidend is, is dat nu weggelaten.
De info hebben we verkregen van de keurmerkorganisaties (Skal, CPE, etc) en de Dierenbescherming. Het is dus niet de bedoeling dat hierin verschillen zijn.

Verschillen die we hebben gevonden:
Rund 1 ster
Buiten minimaal 150 dagen versus april tot oktober -> dit is niet in strijd met elkaar
Kalfjes 6 maanden of 3 maanden bij moeder -> we zullen dit checken en wijzigen
Rund 2 sterren is nog niet op de markt.
Rund 3 sterren is biologisch (we zullen de 3 sterren aan de tabel toevoegen)
210 versus 120 dagen in de wei -> we zullen dit checken en eventueel wijzigen
6 maanden of geen eis voor kalfjes bij moeder -> Voor biologisch is dit geen duidelijke eis, blijkbaar stelt de Dierenbescherming een extra eis?

Kip 1 ster
Uitloop van minimaal 20% versus 0,3 m2 -> dit is niet in strijd met elkaar
Kip 3 sterren
Leven circa 80 dagen, leven 81-87 dagen; geen duidelijk verschil

In het rapport van de Dierenbescherming, 4 jaar beter leven, staan wel m2 genoemd.

We proberen de tabellen altijd actueel en compleet te houden. Door wijzigingen in eisen en normen en de markt is dit continu in ontwikkeling.
We stellen het op prijs als mensen ons scherp volgen.


Met vriendelijke groet,
Patricia Schutte


Ik blijf het ondertussen raar vinden dat het Voedingscentrum een gen versie hanteert van een systematiek die door de Dierenbescherming is ontwikkeld.

Van lasrobot to lesrobot

het verschil tussen simpele en simplistische onderwijsoplossingen

Experimentele lesrobot met proefpersoon
De beste oplossingen zijn altijd simpel. De kortste weg tussen twee punten en andere vormen van tegeltjeswijsheden ... dat soort dingen. Zoals JP de MP ooit zei, ‘we moeten in de zorg/bij defensie/de belastingdienst/het begrafeniswezen gewoon efficiënter gaan werken, met z’n allen’. En dus: als we betere taal- en rekenresultaten willen, dan moet er meer les worden gegeven in taal en rekenen. Het is van een heerlijke, geruststellende, indutverwekkende eenvoud.

Maar werkt het ook zo? Werkte die opwekking van Balkenende om met z’n allen gewoon efficiënter te gaan werken of was dat meer een soort wensdenken? Een paperclip is een simpele oplossing voor een simpel - want statisch - probleem. Maar helaas (of gelukkig) zijn mensen allesbehalve statisch. Leerlingen zijn geen genormeerde halffabrikaten, maar hebben een kameleontische verschijningsvorm. Ze zien er elke dag anders uit en reageren op ongeveer elke invloed van buiten of binnen. Als het anders zou zijn, dan hadden we het hele onderwijs al lang kunnen mechaniseren en was de lesrobot net zo gangbaar als de lasrobot.

Ongetwijfeld is ook in dit geval de beste oplossing simpel. Maar er is een verschil tussen simpel en simplistisch. Zaken als de brede school kan je afdoen als franje, maar is dat terecht? zat daar niet een zinnige pedagogische gedachte achter? Was het ook niet zo dat we door de jaren heen hebben geconstateerd dat het weinig zin heeft om lessen te draaien als leerlingen in hun hoofd geen ruimte hebben voor zaken als rekenen en taal. Is het ook niet zo dat het niet alleen een kwestie van duwen is, maar ook van trekken.

Anders gezegd, je kunt het kameel wel naar de bron brengen, maar je kan hem niet laten drinken. Zolang leerlingen te veel onrust of onveiligheid ervaren het nut van taal of rekenen niet zien, niet worden gemotiveerd door ouders, geen idee hebben van een beroepsperspectief of toekomstbeeld, zal de intrinsieke motivatie heel gering zijn. De ‘franje’ waar momenteel met zoveel geestdrift het mes in wordt gezet is dan geen franje, maar een basisvoorwaarde om leerlingen te laten presteren. En dus is de kortste weg naar het doel in dit geval de omweg en is de kortste weg tussen twee punten een doodlopende steeg.

Gewichtige problemen

Moeten scholen in actie komen tegen overgewicht en obesitas

Overgewicht is een probleem met een toenemende omvang. Het punt is echter dat je er wel aan dood gaat, maar omdat het geen acute vorm van overlijden betreft en omdat de directe doodsoorzaak lang niet altijd in verband wordt gebracht met overgewicht (hart- en vaatproblemen, nierfalen, depressieve gevoelens, suikerzieke) wordt het te vaak genegeerd. In elk geval veel vaker dan roken. Overgewicht dreigt zodoende uit te groeien tot doodsoorzaak #1, ook omdat roken steeds minder populair is en er vorderingen worden gemaakt op het gebied van de oncologie.

De situatie doet zich echter voor dat scholen aan de ene kant fel optreden tegen roken en drinken van alcohol, maar tegelijkertijd geen enkel probleem zien in frisdrankautomaten en kantines die vette en zoete happen verkopen. De vraag dringt zich op of scholen überhaupt een rol of verantwoordelijkheid hebben als het om gezondheid gaat, maar dan blijft het weer vreemd dat roken wel wordt aangepakt en de oorzaken van overgewicht niet.

En terwijl het aantal leerlingen dat rookt afneemt zien we een steeds groter aantal leerlingen dat te dik is. Recent bleek bijvoorbeeld dat 60% van de Amsterdamse schooljeugd te dik is (BMI ≥25) en daarvan was 40% obees (BMI ≥30). Zorgelijk is ook dat Turkse en Marokkaanse leerlingen meer dan gemiddeld te zwaar of obees zijn. Voor hindoestaanse leerlingen zou hetzelfde kunnen gelden, maar die worden niet als specifieke bevolkingsgroep aangemerkt en dus vinden we nergens terug in de statistieken.

Het huidige regeringsbeleid kenmerkt zich door een laisser faire attitude als het gaat over lifestylekwesties. Er wordt gekort op preventieve gezondheidszorg, want dat is ‘ieders eigen verantwoordelijkheid’. Een opmerkelijke opvatting als het om volksziektes gaat met een epidemisch karakter, maar het zij zo. Scholen zitten uiteraard ook niet te wachten op wéér een nieuw aandachtsgebied, vooral ook omdat ze zich van dezelfde overheid moeten concentreren op taal en rekenen.
Het idee dat overgewicht door ouders zelf aangepakt moet worden is lichtelijk naïef te noemen. Dit idee gaat uit van het idee dat ouders hiertoe in staat zijn. Dat is echter een misvatting die voorbij gaat aan zaken als sluipsuiker en -zout, aan de paradoxale effecten van de consumptie van light producten en labels als Ik-Kies-Bewust. Waar bijvoorbeeld bijna iedereen denkt dat vet heel slecht is, consumeert bijna iedereen ongemerkt een dagelijkse overdosis aan suiker en zout via gemaksvoeding en andere voedingsproducten.

Om te weten wat je eet moet je een doorgeleerde etikettenexegeet zijn en bijvoorbeeld weten dat suiker ook suiker is als het glucose, fructose of melasse heet. Wat ook maar weinigen weten is dat mensen die light producten eten daarmee meer calorieën binnen krijgen dan anders omdat ze ongemerkt gaan overcompenseren. Last but not least zijn er de gezondheidslabels als Ik-Kies-Bewust. Labels die prijken op producten als mayonaise waar maar liefst 18% suiker in zit of bijna vier klontjes per 100 gram product.

Negentig procent van de te zware leerlingen van nu zijn te zware volwassenen van morgen. Het enige moment dat je het probleem van overgewicht kunt aanpakken is als mensen nog jong zijn, want bijna niemand slaagt er in om duurzaam af te vallen. Wat dat aangaat lijkt het logisch dat scholen zich inspannen om te voorkomen dat leerlingen te dik worden; door meer beweging te stimuleren door de kantine te vergroenen en door leerlingen en hun ouders voor te lichten. Immers, overgewicht is in heel veel gevallen een kwestie van een tekort aan kennis, van mensen die zichzelf niet bewust zijn van de gevolgen van hun gedrag die denken dat ze goed bezig zijn met een drinkontbijt op basis van groente en fruit met zo’n vertrouwenwekkend Ik-Kies-Bewust.-logo en met 16% suiker. Dus ook wat dat betreft is er een mooie taak weggelegd voor het onderwijs en als voorlichting over seks, drugs, roken tot de vanzelfsprekendheden behoort, is er geen enkele reden te bedenken waarom voorlichting over gezonde voeding en de gevaren van overgewicht niet op de agenda zouden moeten staan.

Zie ook: Reflexies.nl