maandag 4 juli 2011

Onderwijs! Nu leverbaar in alle kleuren zwart

Wie is de klant in het onderwijs?

In bedrijfseconomisch opzicht is een school is een bedrijf als alle andere. Er wordt een dienst geproduceerd tegen een afgesproken prijs. De uitgaven worden afgetrokken van de inkomsten en het ene jaar blijft er iets over, het andere jaar is er een tekort. Maar wie is de klant?

Is de leerling de klant? Het zou logisch zijn want de leerling is de primaire afnemer van de dienst, maar dan is het weer niet zo logisch dat deze strafwerk kan krijgen, over moet blijven of geschorst wordt. Of is de klant degene die de over de ‘aankoop’ beslist of is het degene die de rekening betaalt? In het eerste geval lijkt de ouder de grootste kanshebber om als klant te worden gezien. Die betaalt namelijk een deeltje van de rekening en heeft een doorslaggevende stem in de beslissing rond keuze voor school of opleiding. Maar de echte betaler is natuurlijk de overheid; die betaalt verreweg het grootste deel van de kosten. En wie betaalt, bepaalt. Of niet?

Het lijkt er inderdaad op of de overheid de enige echte klant is. De overheid betaalt namelijk de rekening en stelt de eisen. Dat heet overigens ‘onderwijsbeleid’. Dat beleid is afhankelijk van hele ‘rationele’ onderwijsinhoudelijke zaken als politieke modes, onderwijs trends, wereldbeelden, geldingsdrang of geldtekort.

Het lijkt er helaas een beetje op alsof de overheid het onderwijs ziet als een ouderwetse industrie. Maar denk dan aan een fabriek van de ouderwetse soort, zo eentje met lopende banden die maar een product produceert. Denk vooral niet aan de moderne autofabriek waar teams uw auto, helmaal naar uw wensen samenstellen, zodat het zowel uw auto als hun auto wordt. zo’n fabriek waarbij de klant - en niet de aandeelhouder - centraal staat. Volgens recente studies zijn bedrijven vooral naar de aandeelhoudersbelangen kijken - op termijn - niet de meest succesvolle bedrijven, ze leveren ook niet de beste producten en worden op een bepaald moment door een concurrent overgenomen.

Het probleem van de geschetste aanpak is de inherente inflexibiliteit en dat is raar. Raar dat je wel een auto helemaal naar wens kunt samenstellen, maar dat het onderwijs maar een paar smaken biedt. Dat een Dacia* met een megageluidsinstallatie geen enkel punt is, maar dat de combinatie zes vakken op vmbo-niveau en twee op vwo niveau niet tot de mogelijkheden behoort. Raar omdat mensen van nature niet standaard zijn, maar ook raar om dat die Dacia na vier jaar weer kan worden ingeruild terwijl je je leven lang vastzit aan je opleiding. Raar dat school haar oren meer laat hangen naar de wensen van de ‘aandeelhouder’ dan de behoeftes van de klant.

De vraag is of het anders kan en of dat wenselijk is. De vraag is of de aansturing van het onderwijs niet hopeloos achterhaald is en of we daarmee accepteren dat er veel talent verloren gaat en we medewerkers ‘produceren’ die niet goed aansluiten op de behoeftes van het bedrijfsleven in het post-industriële tijdperk.

*Een Roemeense auto waar echte auto-mensen (M/M) hun neus voor ophalen.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten