vrijdag 5 augustus 2011

Moeilijke woorden?

Ik heb de fout begaan in één tweet twee moeilijke woorden te gebruiken. Ik kreeg meteen de kous op de kop. Wat echter vreemd was, de indruk werd gewekt dat ik agrarische vaktaal bezigde, terwijl ik het had over 'homogeniteit' en 'bulkproductie', begrippen die ikzelf eerder associeer met de industrie.

De directe aanleiding voor het gebruik van deze begrippen vormde een opmerking in een discussie over de Livar varkens. Ergens in die discussie werd gesteld dat Nederland te klein is om alle varkens buiten in de modder te laten wroeten. Iemand wierp toen de vraag op of we als land per se zoveel voor de export moeten produceren.

We hebben in Nederland op dit moment zo'n 12.000.000 varkens en aangezien ze een half jaar mee gaan mag het duidelijk zijn  dat het overgrote deel van deze dieren is bestemd voor de export. Als land zijn we altijd zeer succesvol geweest in deze tak van sport. Het heeft ons geen windeieren gelegd, maar de vraag  mag worden gesteld  of we niet eens moeten gaan nadenken over een andere koers. Het probleem met deze vorm van export is namelijk dat er alleen wordt geconcurreerd op prijs.

Dankzij ver doorgevoerde mechanisatie ging dat heel lang heel goed, maar de vraag is hoe lang nog, want in landen als Polen, Argentinië en China snappen ze ook steeds beter hoe het werkt. Nestlé bijvoorbeeld investeert in China om lokale boeren in staat te stellen kwalitatief hoogwaardige melk te produceren. De drie genoemde landen hebben een duidelijk concurrentievoordeel als het gaat om de kostprijs: land in overvloed en arbeid is spotgoedkoop. Bij ons daarentegen is de rek er wel een beetje uit. Het enige wat we nog kunnen doen zijn nóg grotere stallen en dus nog minder bedrijven, maar dan vrees ik dat het met de landbouw dezelfde weg op gaat als met de ooit florerende scheepsbouw. De enige werven die het hebben overleefd zijn de bouwers van gespecialiseerde schepen als Damen en IHC.

Het probleem van homogene bulkproducten is dat ze geen onderscheidend vermogen hebben. Ze zijn  inwisselbaar en de eindgebruiker merkt niet of het om product A of product B gaat. Voor de handelaar of intermediair is dat prettig, want die kan lekker shoppen voor de laagste prijs en het risico ligt bij de primaire producent.

Als je als bedrijfstak echter al zolang bent ingesteld op het produceren van homogene bulkproducten tegen de laagst mogelijke prijs, dan is het heel erg lastig om de bakens te verzetten. Het vergt het een totaal andere bedrijfsvoering én een andere mindset. De gemiddelde moderne Nederlandse boer kan zich bijna volledige concentreren op de productie-technische aspecten van de bedrijfsvoering omdat hij maar een beperkt aantal grote afnemers heeft. Product-innovatie en zaken als marketing en verkoop zijn de facto meestal uitbesteed. Makkelijk en efficiënt, nodig ook, want hij heeft het al druk genoeg, maar het maakt hem wel kwetsbaar. De afstand tussen de boer en de eindgebruiker is zodoende namelijk heel groot.

Een bijkomend, maar cruciaal, probleem is dat een boer een meer dan gemiddeld grote behoefte heeft aan afzetzekerheid. Immers de periode van zaadje tot karbonaadje, bloem of suiker beslaat al snel een jaar en dan hebben we het nog niet eens over een product als melk. Als je 15 hectare inzaait met bijvoorbeeld tarwe, gerst of bieten, dan wil je wel zeker weten dat je de oogst aan het einde van het seizoen kunt verkopen, vooral als de marge maar minimaal is.

Hop
Wat dat aangaat is het allemaal heel begrijpelijk dat boeren erg moedeloos worden van half geïnformeerde buitenstaanders die ze komen vertellen dat het allemaal anders moet. Buitenstanders ook, die zelf geen enkel risico lopen.

De oplossing lijkt ver weg, maar misschien zit de oplossing verborgen in de laatste bijzin. Ooit werd ik gebeld door een kleine bierbrouwer die niet meer aan hop kon komen. Hij had het vermoeden dat er met hop werd gespeculeerd en dat leidde zowel tot heel hoge prijzen als tot slechte verkrijgbaarheid. Overigens was het eveneens haast ondoenlijk om aan flesje te komen. Ik ben toen andere brouwers gaan bellen en die kampten met hetzelfde probleem. Het probleem met speculatie is dat zowel de primaire producent als de eindegebruiker er last van heeft. Mijn voorstel was toen om als brouwers een collectief te vormen en gezamenlijk een contract af te sluiten met hoptelers waarbij beide partijen zich vastleggen op een aantal tonnen hop en op een prijs.

Het bleek achteraf geen originele gedachte en er was zelf al een naam voor: co-trading. Maar wat brouwers kunnen met hoptelers, kunnen vleeseters en groente- en fruitliefhebbers natuurlijk ook. Dat hoeft zich niet te beperken tot particulieren, de horeca en kan hetzelfde doen. In feite is ook MijnKoeJouwKoe op dit principe gebaseerd. Het komt erop neer dat je samen met de boer overlegt wat je precies wilt hebben en dat je een deel van het ondernemersrisico van hem overneemt. Dat haalt de vrijblijvendheid weg, maar leidt bovendien tot een veel kortere keten zodat de kosten redelijk blijven.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten