maandag 18 juli 2011

Tante Vida in Lozice


Vandaag veel boeiende gesprekken over het sterrensysteem van de Dierenbescherming. Ontdekte dat dit systeem niet alleen consumenten op het verkeerde been zet, maar bovendien kleinere boeren en producenten, die niet werken met grote slachthuizen, vlees en/of eierverpakkers buiten spel zet en de grote ondernemingen een oneigenlijk concurrentievoordeel geeft. Maar daarover later meer. Soms moet een mens vanuit tactische overwegingen even schimmig doen.

Tijdens het praten moest ik ineens aan wijlen tante Vida uit Lozice (Slovenië) denken. Tante Vida heeft heel haar leven voor de familie gekookt en was tot aan haar dood eigenlijk alleen maar met eten bezig. Ze was met haar zus ook zo goed als zelfvoorzienend in dat grote huis, met een bos waaruit het hout kwam voor kachel en fornuis, eigen graan walnoten, vijgen een grote moestuin en ga zo maar door.
me ze maar een beklagenswaardig bestaan had. Maar niet veel later vroeg ik me af of dat terecht was. Immers zoals zij praktisch al haar tijd stak in eten, zo steken wij vaak heel erg veel tijd in zaken die misschien wel veel minder relevant zijn. Eten is bij ons een bijgedachte geworden, een obstakel dat in staat tussen ons zegenrijke werk (de geconsolideerde winst- en verliesrekening van het filiaal in Vledder) en activiteiten die óns leven en dat van anderen diepgang een kleur geven (de sportschool, kijken naar een herhaling van CSI Miami, een interessante discussie tijdens een verjaardag over de hypotheekrentesubsidie).

Als we het al over eten hebben, dan is dat eten een middel tot en zelden een doel op zich: het helpt ons gezonder te worde; laat zien dat we een man/vrouw van de wereld zijn en/of schroeft onze status als maatschappelijk betrokken individu verder op. Maar kunnen we hier wel tegen? Hoe zit dat met onze predispositie, anders gezegd, zit een leven als dat van tante Vida niet gewoon verankerd in onze genen? De mensheid is, net als alle andere dieren al sinds het begin van haar bestaan de hele dag bezig geweest met eten verzamelen en consumeren. We wisten er ook alles van en het kwam ons nooit in hapklare brokken tegemoet, we moest het doodknuppelen, uitgraven, bekijken, betasten, besnuffelen en geschikt maken voor directe of latere consumptie.

En 'all of a sudden' (op een schaal van diersoort) was daar de magnetron, de THT-datum, het gemaksvoer, de volksstammen die kip alleen acceptabel vinden in de vorm van filet, die niet weten hoe een courgette eruit ziet...

Eten waar niet op staat dat het eetbaar is, wat niet verpakt is... we weten ineens niet meer wat we er mee moeten en we weten haast zeker dat we een langzame en pijnlijke dood zullen sterven als we het opeten.

Kunnen we daar eigenlijk wel mee uit de voeten als mensheid? Moeten we niet terug naar eten als doel en niet als middel? Zou dat niet veel beter zijn voor onze gezondheid en nog veel meer?

Geen opmerkingen:

Een reactie posten