Supermarkten houden bij hoog en bij laag vol dat zij slechts inspelen op de wens van de klant. Ja, denk ik dan, en de tweede "D" van DDR stond ook voor Demokratisch. Neem nou het groentenschap alwaar we een soort spruitje aantreffen - met wat geluk in twee maten, dat dan weer wel. Doet weer erg aan de klantgerichtheid (zeg nooit: klantvriendelijkheid, mag niet van het NIMA) van de DDR en de USSR denken. De winkels daar blonken ook niet uit in keuzevrijheid en verfijndheid, maar waren wel Volkseigentumlich.
Maar goed, dat spruitje, waar smaakt dat naar? Welk ras hebben de grootgrutters op verzoek van het volk geselecteerd? Precies, het spruitje dat naar niks smaakt, dat geen enkel bittertje meer kent en daarmee zijn ze ook de kenmerkende spruitjessmaak kwijt. Voor de grootgrutter is dat misschien fijn, want zulke naar niets smakende spruitjes lust iedereen, ze blijven lang goed in het schap en omdat ze naar niks smaken is de kans groot dat u er een potje chickentonite bij koopt of ze gezellig gaat wokken en inferieure wokolie met een stevige marge.
Als onze grutters zo graag naar klanten luisteren, waarom luisteren ze dan niet naar klanten die wél van spruitjes houden die naar spruitjes smaken? Waarom hebben we qua spruitjes de keuze uit één, terwijl er zoveel andere rassen bestaan dan die ene treurige F1 hybride? Waarom moet iedereen hetzelfde spruitje eten? Waarom heb ik op gebied van wc-papier een duizelingwekkende keuzevrijheid in diktes, lagen, kussentjes en voorbedrukking en bij spruitjes niet? Kortom, de grootgrutters bieden liever keuze aan de billen dan aan papillen.
hij is errug leuk en om je een antwoord te geven: ik vermoed dat het iets te maken heeft met de GGD (grootste gemene deler), Zo'n wiskundig demokratisch principe.
BeantwoordenVerwijderenDe Grootste Gemene Deler? Doet me denken aan zo'n personage uit een boek van Roald Dahl of aan de Grim Reaper, een metaforische fictieve persoonlijkheid, in het Nederlands, Magere Heijn [sorry, maar deze inkopper was té verleidelijk].
BeantwoordenVerwijderenMaar als het werkelijk een kwestie zou zijn van de gesel van de markt - zoals Heijn en de zijnen zo graag beweren - of een wiskundige natuurwet zoals jij lijkt te denken, waarom hebben we dan wél tachtig verschillende smaakjes thee, koffie in bonen, snelfilter- en espressomaling, dark roasted, blends, 100% arabica, robusta, fair trade, uit Colombia, Guatemala, rechtstreeks uit de eeltige knuisten van hispanicmacho Juan Valdez? En, yoghurt in tien kleuren, vijftien smaken en dertig discutabele marketing claims?
Dus waarom bij het ene product een duizelingwekkend aanbod en bij het andere een keuze uit één?
Het heeft volgens mij louter en alleen te maken met de logica van het winkelschap, de wereld van de rackjobbers en wat dies meer zij. De grootgrutter moet van de aandeelhouder een stevige marge behalen en als die marge geen stijgende lijn vertoont, dan heeft hij wat uit te leggen. Dat geldt ook voor secundaire voedselproducenten, de concerns die de producten van de boeren afnemen. Die concerns gaan waarde toevoegen aan het product en dat moet tegen de laagst mogelijke kosten. Van de melk maak je dus magere drinkyoghurt (de wonderbaarlijke melkvermeerdering) op basis van o.a. magere melkpoeder, daar voeg je 'hoogwaardige' ingrediënten aan toe, vooral veel gesubsidieerde suiker, appelsap (altijd een sector die met overschotten kampt), 2 à 3 procent ander fruit, lijkt irrelevant, maar daar ontleent het product wel haar naam aan, wat kleurtjes en dus ook anti-oxidanten en stabilisatoren (gewoon chemische bulkproducten die helemaal niks kosten) en tegen minimale kosten heb je ineens een product dat langer houdbaar is dan het basisproduct (dankzij de zuren en de suiker), wat je bijna niks extra kost, maar wat wel heel veel meer marge opbrengt dan gewone volle of halfvolle melk.
En die producent van de zuivelproducten (soms met wel 40% zuivel - Yakult) moet ook aan zijn kwartaalcijfers denken en die stuurt zijn rackjobbers naar de grootgrutter met verleidelijke aanbiedingen zoals bonussen, incentives, advertenties in de clubbladen en andere verkoopbevorderende middelen.
Met 'simpele' basisproducten kan dat dus niet, die zijn relatief duur en vragen om warenkennis van het personeel, zijn kort houdbaar en niet het hele jaar door overvloedig beschikbaar. Dus draait het om wiskundig/economische principes en heeft het helemaal niks te maken met de vraag en de behoefte van de klant.